Een backhoe is verankerd door drie spudpalen: twee spudpalen aan de voorkant (stuurboord en bakboord) en één beweegbare spudpaal aan de achterkant van het rechthoekig ponton. Het grootste voordeel is dat een backhoe een grote variatie aan materialen kan opgraven.
Er bestaan twee modellen van de backhoe. Eén dat de arm, de schep en dus de materie naar zich toe trekt en één dat de materie van zich weg duwt. De laatste methode wordt enkel gebruikt wanneer het water niet diep genoeg is voor het ponton.
Tijdens het baggeren wordt het ponton gedeeltelijk uit het water geheven om te zorgen voor een goede verankering. Dit zorgt er eveneens voor dat het schip minder gevoelig is voor de inwerking van golven. Vervolgens wordt de schep gepositioneerd en begint men de bodem uit te graven door middel van de hydraulische arm met aan het uiteinde de schep.
Baggerschepen met hydraulische arm worden normaal gezien gebruikt in bodemtypes zoals stevige klei, zachte steen, opgeblazen steen en wanneer grote stenen verwacht worden, zoals bij beschermingen aan de waterkant. De lengte van de arm bepaalt de baggerdiepte. Sommige hydraulische baggerschepen hebben meer dan één hydraulische arm met schep om op verschillende dieptes te kunnen baggeren.
Door het niet hebben van ankerkabels is er een beperkte hindering voor andere schepen in de buurt. Door de constructie van de armen zijn hydraulische baggerschepen zeer geschikt voor nauwkeurig baggerwerk.